Project.
Gevelwerk
Datum.
05.03.25 - ..
Makers.
Laura van Daalen
Hanneke Rozemuller
Melissa de Gier
Loes Lune
Denkers.
Max Nobel
Partners.
Kléppierre
Gevelwerk
Gevelwerk is een project van FAAM en Klépierre bij Hoog Catharijne, aan de zijde van het Moreelsepark. Vier jonge Utrechtse makers tonen hun werk groots op nieuwe leegstaande winkelpanden. Elk werk is vergezeld door een korte tekst, geschreven door een jonge Utrechtse denker. De volledige teksten lees je hieronder.
Laura van Daalen
Het is avond in mijn kleine studentenkamer en de stofwolken dansen in het licht van een lage zon. Ik zit aan mijn bureau, omringd door boeken, halflege koffiebekers en een hoop ambitieuze plannen. Maar in plaats van studeren, trekt de chaos op mijn bureau mijn aandacht. De kleurvlakken, het geel van een warme middag, het blauw van een lucht vol dromen en het rood van een ondergaande zon. Mijn leven bestaat vaak uit een aaneenschakeling van kleuren en vormen die ik probeer samen te voegen tot een geheel. De zwarte vlakken zijn deadlines en twijfels die altijd proberen de overhand te nemen. Ze worden constant overschaduwd door het geel van nachten vol lachen met vrienden en het blauw van ochtenden waarop de wereld nog stil is. Misschien is dat precies wat deze tijd bijzonder maakt. Niet het zoeken naar een perfect plaatje, maar het verzamelen van losse flarden: gesprekken, avonden, kleuren. Op een dag zullen al die vlakken vanzelf in elkaar vallen. Voor nu is het genoeg om ze simpelweg te laten bestaan, zoals ze zijn. Want zelfs de chaos is mooi, als je het in de juiste kleuren ziet.
Er is iets magisch aan hoe een landschap zichzelf kan uitdrukken zonder woorden. Dit werk, met zijn brede blauwe lucht en warme, aardse tinten, roept geen enkel specifiek landschap op, maar lijkt toch de ziel van de aarde te vangen. Het voelt als een moment vastgelegd in de tijd, een plek waar de zomerhitte trilt boven de horizon en je de geur van droge aarde bijna kunt ruiken. Hier, in de open ruimte, is geen afleiding, geen stadsgeluid, geen technologie. Alleen een horizon die zich uitstrekt, verder dan het oog kan zien. Het brengt je naar een plek die je niet kunt benoemen, maar die je wel herkent. Het landschap is niet van jou, maar het voelt als thuiskomen.
Hanneke Rozenmuller
Ik fietste achter een rood wegwerplampje aan dat iemand aan zijn fiets had geplakt met ducttape. Het was ondertussen al na tienen en de straten waren redelijk donker. Je keek achterom en glimlachte naar me. De fietsen voor mij waren geverfd in combinaties van felle kleuren om ervoor te zorgen dat ze niet nogmaals gestolen zouden worden. Je stak elegant je hand uit naar links en ik nam aan dat we zouden afslaan. Dat was niet het geval; lachend legde je me uit dat je bedoelde dat ik naast je moest komen fietsen. Als NS Hartkloppingen bestond voor OV-fiets-momenten zou mijn bericht hierover gaan, dan was dit mijn moment.
Soms voelt het alsof er een heel circus in mijn hoofd woont. Acrobaten die langs mijn gedachten slingeren, balancerend op flinterdunne draadjes. Ze trekken elkaar omhoog, duwen elkaar omver en houden nét genoeg elkaars hand vast om te blijven draaien. De hoofdact zijn mijn ogen. Achter die blauwe irissen is het een wervelende carrousel. De één lacht, de ander struikelt. Soms komt er iemand met een ladder om de boel even op te ruimen, maar voor ik het weet is hij zelf onderdeel van de act geworden. Als ik moe ben, zie ik ze voor me, die kleine mensjes die in rondjes slingeren. Ze hebben vast overleg: nog even dit laten passeren, dan kan ik daarna slapen. Maar de leider van de groep, de eeuwige piekeraar, roept altijd nét iets harder dat ze nog een rondje moeten draaien. En zo gaat het denken, twijfelen, voelen, proberen te begrijpen wat er gebeurt. Laat ze maar lopen die slingerende denkers, de balancerende twijfelaars. Ze houden me bezig, maken me mens. Als ik geluk heb, zie ik door die bril een beetje kunst.
Melissa de Gier
Ik zit in mijn studentenkamer met een halve fles zoete chilisaus, een lauw biertje en een paar papieren servetjes als stille getuigen. De tafel is vies en ik ben vergeten boodschappen te doen. Het begint steevast rond een uur of zeven, wanneer mijn maag knort en mijn hoofd snel rekent: heb ik nog iets eetbaars in huis? Met een onmiskenbare zucht trek ik mijn jas aan, prop mijn voeten in mijn sneakers en sjok naar de snackbar om de hoek. Het is een ritueel geworden: die lange balie met het tl-licht, het warme gezoem van de frituur, de vriendelijke vrouw achter de toonbank die mij inmiddels met mijn voornaam begroet. "Weer hetzelfde, hè?" zegt ze met een glimlach. Ik lach schaapachtig terug, alsof ik mezelf moet verontschuldigen voor mijn gebrek aan volwassenheid. Het ritueel is voorspelbaar en simpel: ik bestel, ik lach, ik eet. Geen keuzestress, geen afwas behalve een vork en een bord waar ik de saus op knoei. Morgen doe ik boodschappen, echt waar.
Ik word wakker op een winterse zondagmorgen. De kou kruipt via een kier in mijn raam naar binnen. Een deel van mijn kamer wordt verlicht door scheurtjes in mijn gordijn, kleine spleetjes die patronen op de muur schilderen. Hierbinnen is het stil, op het tikken van de verwarming na. In mijn hoofd is het vaak chaos. Het is gevuld met lijstjes die ik nooit afmaak, met plannen die halverwege stranden, en met gedachten die alle kanten opschieten. Op de vensterbank staat een plantje dat ik van mijn moeder heb gekregen. Het is alweer dagen geleden dat ik eraan heb gedacht haar water te geven. Of was het een week? Dit huis is oud, met krakende vloeren en ramen die nooit helemaal sluiten. Als ik aan de komst van de lente denk, vind ik dit alles allang niet meer zo erg. Voor nu trek ik het dekbed nog wat hoger op, deze koude zondag mag prima beginnen met niets.
Loes Lune
Terwijl ik ondersteboven hang, met mijn hoofd net boven de rand van het bed, blijft dit beeld zich herhalen in mijn gedachten. Het is alsof ik opnieuw in die herinnering sta, ergens tijdens een lange avondwandeling op reis. De lucht leek eindeloos, een chaotisch kunstwerk van sterren en bewegend licht. Als student voel ik me soms net zo’n berg. Stevig geworteld, maar in werkelijkheid vol kronkelpaden en losse stenen. Hoeveel stappen zijn er nodig om de top te bereiken? Is het uitzicht het waard, of mis ik iets door steeds omhoog te kijken? Misschien is het antwoord wel gewoon blijven staan, om te voelen hoe de lucht beweegt en de wereld draait. Terwijl de deadlines zich opstapelen, stel ik me voor dat de sterren er zijn. Ze fluisteren dat ik niet alles hoef te begrijpen. Het is oké om soms gewoon te kijken, stil te zijn en te ademen.
Ik herinner me een wandeling met mijn opa, jaren geleden. Het was een koude dag, de lucht scherp en helder. Hij stopte bij een oude stenen muur. Zijn hand rustte even op het ruwe oppervlak. “Kijk,” zei hij zacht, terwijl hij wees naar een plek vol kleine korstmossen, “ze leven hier al langer dan wij. Ze houden vol, hoe klein ze ook zijn.” Ergens in de verstilling van de natuur, verborgen in een vergeten hoek, groeit het leven. Niet het leven dat schreeuwt om aandacht met felle kleuren en dramatische bewegingen, maar het soort dat fluistert. Het soort dat wacht, geduldig, tot iemand eindelijk kijkt. Toen begreep ik het nog niet helemaal, maar nu denk ik vaak terug aan dat moment. Het kleine had zijn aandacht en nu heeft het ook de mijne.
Er was een tijd dat ik elke zomer naar de kust ging, met mijn voeten bungelend over de rand van een ruwe rots, starend naar het eindeloze water. Ik herinner me hoe ik als kind op de rotsen zat. Het was waar je eindigde als het zand te heet werd of je iets anders wilde dan de geur van zonnebrand en friet. De zee kletste daar tegen de stenen alsof ze iets probeerde te vertellen. Ik begreep het niet, maar ik luisterde graag. De wind speelde met mijn haar en het zout prikte op mijn lippen. Ik vraag me af of ik ooit nog diezelfde rotsen terug zal zien. Misschien bestaan ze niet meer, opgeslokt door het water of veranderd door de tijd. Maar in mijn herinnering blijven ze scherp en onverwoestbaar. Ik zie mezelf daar zitten, klein, met natte voeten en schelpen in mijn hand, alsof ik iets van de zee mee naar huis kon nemen. Nu, als ik mijn ogen sluit, hoor ik dat geluid nog steeds. Het ritme van die golven is onveranderd en de rotsen wachten nog steeds.